Special Miljoenennota 2019

De belangrijkste plannen voor u en uw bedrijf

Verlaging van de inkomsten- en vennootschapsbelasting, afschaffing van de dividendbelasting, versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek, inperking van de looptijd van de 30%-regeling; een greep uit de fiscale plannen van het kabinet voor de komende jaren.

Deze Special Miljoenennota 2019 bevat voorstellen voor u en uw bedrijf. De plannen zullen in de komende periode in het parlement worden behandeld. De voorgestelde maatregelen treden per 1 januari 2019 in werking, tenzij anders is vermeld.

Let op! De Tweede en Eerste Kamer moeten nog over alle plannen beslissen.

Inhoudsopgave

1        Tarieven

2        Eigen woning

3        Btw

4        Afschaffing dividendbelasting

5        Internationaal

6        Vervoer en verduurzaming

7        Afschrijven en aftrek van kosten

8        Overige maatregelen

1       Tarieven

Nieuwe tarieven inkomstenbelasting

In 2019 gelden er andere tarieven voor box 1 (belastbaar inkomen uit werk en woning) van de inkomstenbelasting. Vanaf 2021 is een grotere wijziging voorzien. Vanaf dat jaar gelden nog slechts twee belastingtarieven. Het kabinet zet hiermee de lijnen uit van de zogenaamde ‘vlaktaks’.

In onderstaande tabel staan de tarieven in box 1 van de inkomstenbelasting, die gelden vanaf 2019 voor alle belastingplichtigen die zijn geboren op of na 1 januari 1946 en die de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt. De percentages zijn inclusief premies volksverzekeringen.

 

Tarief inkomstenbelasting / premies volksverzekeringen 2019
Belastbaar inkomen meer dan (€) maar niet meer dan (€) Tarief 2019 (%)
1e schijf 20.384 36,65
2e schijf 20.384 34.300 38,10
3e schijf 34.300 68.507 38,10
4e schijf 68.507 51,75

 

En dit is het doel voor 2021, gebaseerd op twee belastingschijven:

Tarief inkomstenbelasting / premies volksverzekeringen 2021
Belastbaar inkomen meer dan (€) maar niet meer dan (€) Tarief 2021 (%)
1e schijf 68.507 37,05
2e schijf 68.507 49,50
Overzicht gewijzigde heffingskortingen

Iedereen heeft recht op een algemene heffingskorting, een korting op de inkomstenbelasting. Deze korting is inkomensafhankelijk: hoe lager het inkomen, hoe hoger de korting. Met ingang van 2019 wordt de algemene heffingskorting voor inkomens tot € 50.000 per jaar verhoogd. Ook gaat de arbeidskorting omhoog voor werkenden die tussen de € 20.000 en € 60.000 per jaar verdienen.

Heffingskortingen 2018 (€) 2019 (€)
Algemene heffingskorting maximaal (< AOW-leeftijd) 2.265 2.477
Arbeidskorting (maximaal) 3.249 3.399
Jonggehandicaptenkorting 728 737
Maximum inkomensafhankelijke combinatiekorting 2.801 2.835
Ouderenkorting (maximaal) 1.418 1.596
Alleenstaande-ouderenkorting 423 429
Aanpassing tarief aanmerkelijk belang box 2

Het tarief in box 2 is nu 25%. Aangekondigd was dat dit tarief verhoogd zou worden naar 27,3% in 2020 en naar 28,5% in 2021. In het Belastingplan 2019 is deze verhoging gematigd. Het tarief wordt nu verhoogd naar 26,25% in 2020 en naar 26,9% in 2021. Er komt geen overgangsregeling voor winsten die vóór 2020 zijn behaald, maar pas in 2020 of later worden uitgekeerd.

Het tarief in box 2 wordt verhoogd als gevolg van de verlaging van de tarieven in de vennootschapsbelasting (zie verderop in deze special). Dit zorgt ervoor dat de belastingdruk voor verschillende ondernemingsvormen globaal in evenwicht blijft.

Beperking verliesverrekening box 2

De mogelijkheid tot verrekening van verliezen in box 2 wordt beperkt van negen naar zes jaar. Aanmerkelijkbelangverliezen zijn vanaf 2019 te verrekenen tot en met 2025. Voor verliezen geleden voor 2019 geldt de huidige voorwaartse verliesverrekeningstermijn van negen jaar. Een verlies uit 2018 kan dus verrekend worden tot en met 2027. Overgangsrecht moet de negatieve effecten van de beperking van de verliesverrekeningstermijn in samenhang met de verplichte volgorde van verliesverrekening voorkomen.

Geen aanpassing forfaitair rendement box 3

De belastingheffing in box 3 wijzigt niet. Het tarief blijft 30% en het heffingsvrij vermogen € 30.000. Ook de systematiek voor het vaststellen van het forfaitaire rendement blijft ongewijzigd. Het percentage zal in 2019 lager zijn dan in 2018, want voor 2019 is het gemiddelde spaarrendement over de periode juli 2017 tot en met juni 2018 bepalend. In die periode was de rente lager dan in de periode daarvoor.

Aanpassing tarieven vennootschapsbelasting

Met ingang van 1 januari 2019 wordt het tarief van de vennootschapsbelasting als volgt verlaagd:

 

Vennootschapsbelasting 2019 2020 2021
Winst tot € 200.000 19,0% 17,5% 16,00%
Winst boven € 200.000 24,3% 23,9% 22,25%
Verrekening verliezen in de vennootschapsbelasting beperkt

In 2019 kunnen ontstane verliezen in de vennootschapsbelasting in plaats van negen jaar nog maar zes jaar voorwaarts met winsten verrekend worden. De achterwaartse verliesverrekening van één jaar

blijft gehandhaafd.

Verliezen die zijn ontstaan vóór het boekjaar 2019 kunnen nog steeds negen jaar voorwaarts met positieve resultaten verrekend worden.

Verlaging energie-investeringsaftrek (EIA)

Met ingang van 2019 wordt de energie-investeringsaftrek (EIA) verlaagd van 54,5% naar 45%.

De EIA is een fiscale regeling die bedrijven fiscaal voordeel biedt bij het nemen van energiebesparende maatregelen. Zo wordt duurzaam ondernemen gestimuleerd. Met de EIA kan in 2019 dus nog 45% van de investeringskosten worden afgetrokken van de fiscale winst.

Alleen nieuwe bedrijfsmiddelen komen voor toepassing van de EIA in aanmerking; tweedehands bedrijfsmiddelen dus niet.

Tip: De verlaging van de EIA kan een reden zijn om uw energie-investering nog in 2018 te doen.

2       Eigen woning

Aftrekbeperking hypotheekrenteaftrek – versnelde afbouw

Sinds 2014 wordt het fiscale voordeel van de hypotheekrenteaftrek geleidelijk verlaagd met 0,5% per jaar, voor zover de rente wordt afgetrokken tegen het hoogste inkomstenbelastingtarief in box 1. In 2018 was dat tarief 51,95%. Per 1 januari 2019 loopt de totale beperking van de hypotheekrenteaftrek op tot 3%. Hierdoor is in 2019 de hypotheekrente aftrekbaar tegen 49%.

In de originele plannen van het kabinet zou de afbouw doorlopen tot de hypotheekrente in 2041 tegen slechts 38% zou kunnen worden afgetrokken. Maar die afbouw wordt vanaf 2020 versneld met 3% per jaar in plaats van 0,5% per jaar. In 2020 kan daarom de hypotheekrente nog tegen 46% worden afgetrokken in plaats van tegen 48,5%. In 2021 is het maximale aftrektarief 43% en in 2022 40%. In 2023 zal nog een keer een verlaging van 2,95% worden doorgevoerd, waardoor de hypotheekrente definitief aftrekbaar is tegen maximaal 37,05%. Dit percentage komt overeen met de plannen van de regering om een tweeschijvenstelsel in te voeren, waarbij de eerste schijf een tarief van 37,05% kent.

Let op! Voor de bijtelling van het eigenwoningforfait geldt deze tariefverlaging niet. Voor deze bijtelling geldt een maximaal tarief van 51,75%.

Eigenwoningforfait omlaag

Nu het fiscale voordeel van de hypotheekrenteaftrek vanaf 2020 versneld verlaagd wordt, wordt het bijtellingspercentage van het eigenwoningforfait eveneens verlaagd. Voor woningen met een WOZ-waarde tussen de € 75.000 en € 1.060.000 gaat het percentage van nu 0,70% naar 0,65% in 2020, naar 0,60% in 2021, naar 0,50% in 2022 en naar 0,45% in 2023. Voor woningen met een waarde hoger dan € 1.060.000 blijft het percentage 2,35%.

Afschaffen aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Als het eigenwoningforfait hoger is dan de aftrekbare kosten, zoals hypotheekrente, dan heeft de belastingplichtige recht op aftrek (‘Wet Hillen’). De aftrek is gelijk aan het eigenwoningforfait verminderd met de aftrekbare kosten. Per saldo kan het inkomen uit eigen woning dus niet hoger zijn dan € 0.

De aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld wordt met ingang van 1 januari 2019 stapsgewijs (in 30 jaar) afgebouwd met 3,33% per jaar.

Voorbeeld

Stel dat in 2019 de lening ten behoeve van de eigen woning volledig is afgelost en het eigenwoningforfait € 3.000 bedraagt. Met de huidige wetgeving heeft de belastingplichtige in deze situatie recht op een aftrek van het eigenwoningforfait (€ 3.000), verminderd met de aftrekbare kosten (€ 0). In totaal is dit € 3.000, waardoor het inkomen uit eigen woning € 0 bedraagt. Vanaf 2019 is deze aftrek nog slechts aftrekbaar tegen € 3.000 * 96,67% = € 2.900. De belastingplichtige moet in de aangifte inkomstenbelasting een inkomen uit eigen woning in aanmerking nemen van € 100.

Tip: Overleg met ons of het nog voordelig is om (extra) af te lossen op de eigenwoningschuld in de wetenschap dat de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld wordt afgeschaft en de bijtelling wellicht wordt belast in het toptarief.

Aftrek monumentenpanden omgezet naar een subsidie

Zowel in het Belastingplan 2017 als het Belastingplan 2018 werd de afschaffing van de aftrekpost voor onderhoudskosten aan monumentenpanden uitgesteld. In het Belastingplan 2019 is besloten dat de aftrekpost uit de aangifte inkomstenbelasting wordt vervangen door een subsidieregeling. Die wijziging gaat in per 1 januari 2019.

Onder voorwaarden kan een subsidie worden aangevraagd voor uitgaven van minimaal € 1.000, waarbij 35% van deze uitgaven wordt vergoed. In totaal is er € 40 miljoen beschikbaar gesteld voor de subsidieregeling. Als er voor meer dan € 40 miljoen aan subsidies wordt aangevraagd, wordt het percentage van 35 naar beneden bijgesteld, waardoor het plafond € 40 miljoen blijft.

Alle uitgaven van een persoon in een belastingjaar kunnen in één subsidieaanvraag tussen 1 maart en 30 april in het volgende belastingjaar worden ingediend. Binnen 13 weken na het sluiten van de aanvraagperiode beslist de uitvoerder of en hoeveel subsidie er wordt verleend.

Tip: Overweegt u op korte termijn onderhoud uit te voeren aan uw monumentpand? Doe dit dan in 2018, zodat u de kosten nog kunt aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting.

3       Btw

Het lage btw-tarief gaat omhoog

Het lage btw-tarief gaat per 1 januari 2019 omhoog van 6% naar 9%. Dit betekent dat veel dagelijkse boodschappen, de kapper, kunst en werkzaamheden aan de woning duurder worden. De verhoging heeft ook gevolgen voor u als ondernemer, zoals:

  • aanpassing van de boekhoudsoftware/administratie
  • aanpassing van de prijzen
  • rekening houden met de tariefsverhoging in offertes voor prestaties die worden verricht in 2019 en die niet worden vooruitbetaald in 2018
  • u hoeft voorgefactureerde omzet niet toe te passen aan deze verhoging

Tip: Kunt u de btw niet of niet geheel als voorbelasting aftrekken? Betaal alvast in 2018 (factuur 2018) voor een prestatie die in 2019 gaat plaatsvinden (onder het 9% btw-tarief). Op deze manier kunt u maximaal 3% btw besparen.

Modernisering van de kleineondernemersregeling (KOR)

De kleineondernemersregeling (KOR) wordt vanaf 1 januari 2020 gemoderniseerd. De huidige KOR  geldt als het te betalen btw-bedrag lager is dan € 1.883 op jaarbasis en is alleen toegankelijk voor ondernemers die natuurlijke personen zijn, zoals eenmanszaken.

De nieuwe kleineondernemersregeling houdt in dat alle ondernemers met een omzet van maximaal
€ 20.000 vanaf 2020 kunnen kiezen voor een vrijstelling van omzetbelasting. Dit betekent dat zij geen btw in rekening brengen aan afnemers en ook geen bijbehorende administratieve verplichtingen hebben. Dat heeft ook tot gevolg dat over de ontvangen facturen geen btw in aftrek gebracht mag worden. De nieuwe regeling gaat ook gelden voor niet-natuurlijke personen, zoals verenigingen, stichtingen en bv’s.

Deze regeling geldt uitsluitend voor de verrichte goederenleveringen en diensten in Nederland.

Let op! Is er sprake van verlegde btw, dan kan wel btw verschuldigd zijn en gelden ook de bijbehorende administratieve verplichtingen. In voorkomende gevallen adviseren wij u om contact met ons op te nemen.

Verruiming sportvrijstelling

De btw-sportvrijstelling wordt vanaf 1 januari 2019 verruimd. De vrijstelling voor sportbeoefeningsdiensten verricht door niet-winstbeogende instellingen aan hun leden, gaat ook gelden voor niet-leden. In veel gevallen zal het niet meer mogelijk zijn om sportaccommodaties btw-belast te exploiteren.

Als gevolg hiervan kunnen clubs de btw op kosten van en investeringen in sportaccommodaties niet meer aftrekken. Dat betekent dat de btw een kostenpost wordt. Het kabinet is van plan om op 1 januari 2019 een subsidieregeling in werking te laten treden voor de ontwikkeling, het onderhoud en de instandhouding van sportaccommodaties.

Btw-richtlijn voor e-commerce

De EU-Richtlijn elektronische handel is met name gericht op de modernisering en vereenvoudiging van de heffing en inning van btw op grensoverschrijdende internetverkopen aan particulieren. Een klein deel van deze richtlijn moet met ingang van 1 januari 2019 worden geïmplementeerd. Er volgen nog meer wijzigingen tot en met 2021. 

Ondernemers die in maar één lidstaat zijn gevestigd, zijn voor de verkoop van grensoverschrijdende digitale diensten aan consumenten binnen de EU voortaan de btw in de eigen lidstaat verschuldigd tegen het daar geldende tarief. Dit geldt echter alleen indien de totale grensoverschrijdende omzet van de ondernemer voor deze diensten onder een jaarlijkse drempel van € 10.000 blijft. Overigens kunnen ondernemers met een grensoverschrijdende omzet van minder dan € 10.000 er ook voor kiezen om de btw in de lidstaat van de consument te blijven voldoen.

Het is van belang tijdig te onderzoeken wat de gevolgen kunnen zijn voor uw onderneming. Neem hiervoor contact met ons op.

4       Afschaffing dividendbelasting

Afschaffing dividendbelasting

Ondanks de vele ophef wordt de dividendbelasting per 1 januari 2020 afgeschaft. De voornaamste reden voor afschaffing is het behouden en creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale bedrijven en de daarmee samenhangende werkgelegenheid.

Invoering bronbelasting

Om belastingontwijking te voorkomen, wordt vanaf 1 januari 2020 een bronbelasting op dividenden ingevoerd. Hierdoor worden dividenduitkeringen belast van lichamen in concernverband die in laagbelastende landen zijn gevestigd. Hetzelfde geldt bij misbruik.

Het tarief voor de bronheffing gaat 23,9% bedragen per 1 januari 2020. Vanaf 2021 wordt ook een bronbelasting op interest en royalty’s van kracht.

Aanpak constructies

Ook constructies die worden opgezet om doelbewust geen belasting te betalen – door geld uit te keren aan aandeelhouders of te schenken aan familieleden – worden aangepakt. Het wordt mogelijk deze belastingschuld te verhalen op bijvoorbeeld aandeelhouders die een winstuitdeling (dividend)  hebben gehad of familieleden die een schenking hebben gekregen, met terugwerkende kracht tot 18 september 2018.

Afschaffing dividendbelasting: gevolgen voor fiscale beleggingsinstelling

De afschaffing van de dividendbelasting heeft consequenties voor fiscale beleggingsinstellingen (FBI’s). Voor FBI’s geldt een vennootschapsbelastingtarief van 0%. Om daarvoor in aanmerking te komen, moeten zij aan een aantal vereisten voldoen. Met ingang van 1 januari 2020 zijn die vereisten aangescherpt met een verbod op directe beleggingen in vastgoed.

FBI’s mochten tot op heden de aan hen ten laste gelegde buitenlandse bronbelasting en dividendbelasting verrekenen met de door de FBI zelf ingehouden dividendbelasting op de winstuitkering aan de beleggers. Deze zogenaamde afdrachtvermindering vervalt per 1 januari 2020 als gevolg van de afschaffing van de dividendbelasting.

Het is de verwachting dat deelnemers in een FBI als gevolg van deze maatregel overgaan tot herstructurering. Bij dergelijke herstructureringen is mogelijk overdrachtsbelasting verschuldigd. Om die reden is het kabinet in gesprek met de vertegenwoordigers van vastgoed-FBI’s om de effecten van de maatregel in kaart te brengen, zodat indien nodig en mogelijk maatregelen kunnen worden genomen.

5       Internationaal

Maximale looptijd 30%-regeling van acht jaar naar vijf jaar

Per 1 januari 2019 wordt de looptijd van de 30%-regeling voor werknemers uit het buitenland verkort van acht naar vijf jaar. Er is geen overgangsrecht, waardoor de looptijd van alle lopende regelingen ook met drie jaar wordt ingekort. Alle huidige beschikkingen die geldig zijn tot en met 1 januari 2022, vervallen per 1 januari 2019. Hiermee vervalt ook de voordelige keuzeregeling voor de partiële buitenlandse belastingplicht voor deze werknemers per 1 januari 2019.

30%-regeling

Om buitenlandse werknemers met een specifieke deskundigheid die schaars is op de Nederlandse arbeidsmarkt aan te trekken, bestaat in Nederland de 30%-regeling. De regeling houdt kort gezegd in dat de werkgever 30% van het fiscaal loon onbelast mag vergoeden aan werknemers die vanuit het buitenland zijn aangeworven.

Daarnaast hebben de betreffende werknemers de keuze om als partieel buitenlands belastingplichtige te worden beschouwd. Zij worden dan voor inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en voor inkomen uit sparen en beleggen (box 3) als buitenlands belastingplichtige aangemerkt. Hierdoor betalen zij over het inkomen uit box 2 en box 3 in Nederland minder tot geen belasting.

Verder behoren schoolgelden voor internationale scholen tot de gerichte vrijstellingen, waardoor deze kosten over de gehele looptijd van de 30%-regeling belastingvrij aan de werknemer mogen worden verstrekt.

In de nieuwe kabinetsplannen is voor internationale schoolgelden een overgangsrecht van toepassing. Als kosten voor het schooljaar 2018/2019 na 1 januari 2019 vallen, maar binnen de oorspronkelijke looptijd, mogen deze schoolgelden alsnog belastingvrij worden vergoed of verstrekt.

Tip: Bent u van plan om een bonus uit te keren aan uw ingekomen werknemer die per 1 januari 2019 geen gebruik meer kan maken van de 30%-regeling? Keer deze bonus en al het opgebouwde vakantiegeld tot en met december 2018 dan dit jaar uit. Zo kunt u de uitkering nog deels belastingvrij verstrekken.

Conserverende aanslag lijfrente en pensioen

Nederland heeft de nationale wet op het gebied van de conserverende aanslag al meerdere malen gewijzigd of gerepareerd door uitspraken van de Hoge Raad. Als gevolg hiervan heeft Nederland over de opbouw van lijfrente en pensioen over bepaalde perioden wel heffingsrecht en over andere perioden niet. Daarom moet voor de berekening van de conserverende aanslag eerst in kaart worden gebracht welke uitgaven, aanspraken en bijdragen in welke periode zijn opgebouwd, om vervolgens te bepalen over welke uitgaven, aanspraken en bijdragen Nederland heffingsrecht heeft. Dit wordt compartimentering genoemd. Deze toerekening wordt nu gecodificeerd in de wet.

Renteaftrek bedrijven per 1 januari 2019 beperkt met earningsstrippingmaatregel

Om belastingontwijking tegen te gaan, zijn verschillende maatregelen vastgelegd in de Europese anti-belastingontwijkingsrichtlijn (ATAD1). Een van de maatregelen is de earningsstrippingmaatregel: een renteaftrekbeperking met een algemeen karakter. Deze nieuwe maatregel is dus op alle leningen van toepassing en treedt per 1 januari 2019 in werking.

Voor de earningsstrippingmaatregel moeten eerst de rentebaten tegen de rentelasten worden afgezet om de verschuldigde rente te bepalen. Als per saldo meer dan € 1 miljoen aan rente verschuldigd is, wordt de aftrekbaarheid van het saldo aan renten beperkt tot maximaal 30% van het brutobedrijfsresultaat of tot maximaal € 1 miljoen indien dat hoger is dan 30% van het brutobedrijfsresultaat. Het deel van de rente dat in één jaar niet in aftrek kan worden gebracht, kan onbeperkt worden doorgeschoven naar volgende jaren.

Het merendeel van de mkb-bedrijven zal geen gevolgen ondervinden van deze renteaftrekbeperking vanwege de drempel van € 1 miljoen aan rente. Zelfs bij een hoog gemiddeld rentepercentage van 6, moet de onderneming meer dan € 16 miljoen aan openstaande leningen hebben waar geen vorderingen tegenover staan om boven de rentedrempel uit te komen.

Beperking heffingskorting buitenlands belastingplichtigen

Belastingplichtigen die niet in Nederland wonen maar hier wel werken, kunnen – als zij voldoen aan bepaalde voorwaarden – dezelfde aftrekposten en heffingskortingen ontvangen als een inwoner van Nederland. Deze persoon is dan kwalificerend buitenlands belastingplichtige. Kwalificerend buitenlands belastingplichtigen hebben in de inkomstenbelasting recht op dezelfde fiscale voordelen als binnenlands belastingplichtigen.

Belastingdeel heffingskorting

De heffingskortingen bestaan uit een premiedeel en een belastingdeel. Deze heffingskortingen worden verrekend in de Nederlandse salarisadministratie.

Het premiedeel is gekoppeld aan de vraag waar iemand sociaal verzekerd is. Hierin zijn momenteel geen veranderingen.

Wat betreft het belastingdeel van de heffingskortingen zijn er wel wijzigingen. Vanaf 1 januari 2019 mag voor buitenlands belastingplichtigen in de loonbelasting onder voorwaarden alleen nog het belastingdeel van de arbeidskorting toegepast worden. De werkgever mag dus geen rekening meer houden met het belastingdeel van andere heffingskortingen, te weten de algemene heffingskorting, de jonggehandicaptenkorting, de ouderenkorting en de alleenstaande-ouderenkorting. Indien een belastingplichtige wel recht heeft op het belastingdeel van deze heffingskorting(en), bijvoorbeeld omdat hij een kwalificerend buitenlands belastingplichtige is, kan hij deze via de aangifte inkomstenbelasting terugvragen.

Tip: Als in een eerder jaar is gebleken dat de belastingplichtige een kwalificerend buitenlands belastingplichtige is, kan hij door middel van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting het belastingdeel van de heffingskortingen vooraf al ontvangen in plaats van pas na het belastingjaar. Ook is het mogelijk om een geautomatiseerd opgelegde voorlopige aanslag te krijgen, waardoor de administratieve last van jaarlijks aanvragen wordt voorkomen. Wij kunnen voor u deze voorlopige aanslag aanvragen.

Belastingdeel heffingskortingen voor niet-kwalificerend buitenlands belastingplichtigen

Niet-kwalificerend buitenlands belastingplichtigen die in een andere EU-lidstaat, in een EER-staat, in Zwitserland of op een van de BES-eilanden wonen, hebben op basis van Europees recht vanaf 2019 altijd recht op het belastingdeel van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

Momenteel hebben alleen inwoners van België, Duitsland, Suriname, Aruba en Sint-Maarten die niet-kwalificerend buitenlands belastingplichtig zijn in Nederland recht op deze heffingskortingen op basis van de non-discriminatiebepaling in de belastingverdragen met die landen.

Vaste inrichting buitenlands belastingplichtigen

Buitenlands belastingplichtigen die geen inwoner zijn van een van de bovengenoemde landen, hebben vanaf 2019 alleen nog recht op de heffingskortingen als zij een onderneming drijven met behulp van een vaste inrichting in Nederland. Daarnaast moet er een bepaling zijn in het belastingverdrag die discriminatie van vaste inrichtingen verbiedt.

6       Vervoer en verduurzaming

7% bijtelling op fiets van de zaak per 1 januari 2020

Een werkgever kan een werknemer een fiets van de zaak ter beschikking stellen. Het privégebruik van de fiets wordt daarbij belast. Het kabinet heeft besloten de huidige regeling voor vaststelling van dit privégebruik te vereenvoudigen, door per 1 januari 2020 een bijtelling op basis van een vast percentage in te voeren. De bijtelling bedraagt 7% van de door de fabrikant vastgestelde consumentenadviesprijs.

Let op! Woon-werkverkeer geldt voor toepassing van deze regeling ook als privégebruik. Ook wanneer een werknemer de fiets alleen gebruikt voor het reizen van en naar het werk, is de bijtelling van toepassing.

De bijtelling privégebruik fiets is toepasbaar op verschillende soorten fietsen, zoals (elektrische) stadsfietsen, bakfietsen en zogenoemde speed pedelecs (rijwielen met elektrische trapondersteuning en bromfietskenteken).

Voorbeeld

Een werkgever schaft voor een werknemer, die op jaarbasis € 35.000 verdient, een elektrische fiets aan van € 2.000. De jaarlijkse bijtelling bedraagt 7% van de consumentenprijs, oftewel € 140. De bijtelling leidt bij de werknemer tot een belastingheffing van € 58 per jaar, omgerekend minder dan € 5 per maand.

De in rekening gebrachte btw over de aankoopprijs van de fiets kan tot een aankoopprijs van € 749 inclusief btw volledig worden afgetrokken. Het deel dat boven het maximale bedrag uitkomt, is niet aftrekbaar.

Tip:
De bijtelling privégebruik fiets is eveneens beschikbaar voor ondernemers en resultaatgenieters die de fiets zelf gebruiken.

Invoering ‘Tesla-taks’ per 1 januari 2019

De bijtelling privégebruik voor volledig elektrische auto’s bedraagt momenteel 4% van de cataloguswaarde van de ter beschikking gestelde auto van de zaak. Vanaf 1 januari 2019 geldt dit lage bijtellingspercentage slechts tot een bedrag van € 50.000. Over het deel van de cataloguswaarde dat boven de € 50.000 uitkomt, wordt het reguliere bijtellingspercentage van 22% gehanteerd.

Voorbeeld

Wanneer de eerste tenaamstelling van een Tesla Model S met een cataloguswaarde van € 120.000 in 2018 plaatsvindt, bedraagt de maandelijkse bijtelling € 400. Wanneer deze auto pas in 2019 te naam wordt gesteld, is de maandelijkse bijtelling over dezelfde auto € 1.450.

Het bijtellingspercentage staat voor vijf jaar vast, gerekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de eerste ingebruikname.

Tip: Wanneer u het voornemen heeft om een elektrische auto met een cataloguswaarde van meer dan
€ 50.000 aan te schaffen, zorg er dan voor dat de eerste tenaamstelling van de auto nog in 2018 plaatsvindt. Daarmee stelt u de toepassing van het lage bijtellingspercentage over de volledige cataloguswaarde van de auto voor vijf jaar veilig.

Afschaffing teruggaafregeling BPM voor taxi’s en openbaar vervoer

Momenteel wordt op aanvraag een teruggaaf van BPM verleend voor personenauto’s die geheel of nagenoeg geheel worden gebruikt voor openbaar vervoer of taxivervoer. Volgens het kabinet ervaart deze groep geen financiële prikkel tot aanschaf van milieuvriendelijke auto’s. Daarom is besloten deze regeling met ingang van 1 januari 2020 af te schaffen.

Tip: Voor gevallen waarin de aanspraak op teruggaaf van BPM uiterlijk 31 december 2019 is ontstaan, geldt dat de bestaande teruggaafmogelijkheid wordt gerespecteerd. Dit betekent dat wanneer de volledige aanvraag voor teruggaaf tijdig is ingediend, er nog gebruik kan worden gemaakt van de bestaande regeling.

De afschaffing van de teruggaafregeling BPM beperkt zich tot bovengenoemde gevallen. De bestaande teruggaafregelingen ten aanzien van andere voertuigen, zoals auto’s voor groepsvervoer van rolstoelgebruikers of auto’s bestemd voor export, blijven bestaan.

Let op!

De hoogte van de BPM is afhankelijk van de CO2-uitstoot. Wanneer een personenauto, bestelauto, kampeerauto of motor een CO2-uitstoot heeft van 0 gram per kilometer is geen BPM verschuldigd. Dit geldt dus ook voor vervoermiddelen die worden gebruikt voor taxivervoer.

Verhoging belasting zeer vervuilende vrachtauto’s (Eurovignet)

De belasting zware motorrijtuigen (BZM) wordt per 1 juli 2019 verhoogd voor de meer vervuilende vrachtauto’s. Deze maatregel treedt in werking in alle zogenoemde Eurovignet-landen (Nederland, Luxemburg, Denemarken en Zweden) en in België.

Door de maatregel worden voertuigen met een hogere uitstoot zwaarder belast. In de onderstaande tabellen zijn de nieuwe tarieven voor de verschillende EURO-categorieën vrachtauto’s opgenomen, voor een tijdvak van één jaar. Vrachtauto’s die in een lagere EURO-categorie vallen, hebben een hogere uitstoot.

Hoogte BZM-tarieven (jaarvignet) vrachtauto’s met drie assen of minder per EURO-categorie

Categorie Huidig tarief Tarief per 1/7/2019 Tarief per 1/1/2020
EURO 0 € 960 € 1.407 € 1.407
EURO I € 850 € 1.223 € 1.223
EURO II € 750 € 1.065 € 1.065
EURO III € 750 € 926 € 926
EURO IV € 750 € 842 € 842
EURO V € 750 € 750 € 796
EURO VI of schoner € 750 € 750 € 750

Hoogte BZM-tarieven (jaarvignet) vrachtauto’s met vier assen of meer per EURO-categorie

Categorie Huidig tarief Tarief per 1/7/2019 Tarief per 1/1/2020
EURO 0 € 1.550 € 2.359 € 2.359
EURO I € 1.400 € 2.042 € 2.042
EURO II € 1.250 € 1.776 € 1.776
EURO III € 1.250 € 1.543 € 1.543
EURO IV € 1.250 € 1.404 € 1.404
EURO V € 1.250 € 1.250 € 1.327
EURO VI of schoner € 1.250 € 1.250 € 1.250

 Let op!
De verhoging van de BZM is de Nederlandse uitvoering van de wijzigingen in het Eurovignetverdrag. Wanneer deze wijzigingen op 31 mei 2019 niet door alle vijf bovengenoemde landen in hun nationale wetgeving zijn vastgelegd, treden de nieuwe tarieven op zijn vroegst per 1 januari 2020 in werking.

Wijzigingen energiebelasting: van elektriciteit naar aardgas

Om de vervanging van aardgas door elektriciteit aantrekkelijker te maken, voert het kabinet met ingang van 1 januari 2019 een wijziging door in de energiebelasting. Het reguliere tarief van de eerste schijf voor aardgas wordt verhoogd met € 0,03 per m3. Voor de glastuinbouw stijgt het tarief van de eerste schijf voor aardgas met € 0,00482 per m3. Het tarief van de eerste schijf voor elektriciteit wordt verlaagd met € 0,0072 per kWh.

Compensatie lage inkomens

Daarnaast besluit het kabinet de vaste belastingvermindering in de energiebelasting per aansluiting met € 51 te verlagen, van € 308,54 naar € 257,54. Met de opbrengsten van deze wijziging wil het kabinet huishoudens met lage inkomens voor de hoge energiebelasting gaan compenseren.

7       Afschrijven en aftrek van kosten

Verlaging afschrijven onroerend goed binnen het bedrijf

De afschrijving op onroerend goed in eigen gebruik in de vennootschapsbelasting wordt beperkt. Nu mag nog tot 50% van de WOZ-waarde worden afgeschreven. Per 1 januari 2019 mag niet meer worden afgeschreven dan tot 100% van de WOZ-waarde.

Voorbeeld

Stel de WOZ-waarde van een pand is € 1.000.000 en de boekwaarde is € 900.000. In de oude situatie mocht tot 50% van de WOZ-waarde, in dit voorbeeld dus tot € 500.000, worden afgeschreven. In de nieuwe plannen mag niet meer onder de WOZ-waarde worden afgeschreven. In dit voorbeeld is er dus geen afschrijving meer mogelijk.

 

WOZ-waarde Boekwaarde Afschrijven tot maximaal
2018 € 1.000.000 € 900.000 50% WOZ, dus
€ 500.000
2019 € 1.000.000 € 900.000 100% WOZ, dus geen afschrijvingsmogelijkheid

Let op! Deze maatregel is alleen van toepassing op vennootschapsbelastingplichtigen.

Versnelde afbouw aftrekposten inkomstenbelasting

Sinds 2014 wordt het tarief voor aftrekbare kosten voor de eigen woning, zoals betaalde hypotheekrente, jaarlijks met 0,5% afgebouwd. Met ingang van 1 januari 2020 wordt deze jaarlijkse afbouw verhoogd naar 3% en kunnen dus steeds minder kosten verrekend worden.

Dezelfde afbouw geldt per 1 januari 2020 ook voor de volgende aftrekposten in de inkomstenbelasting:

  • de ondernemersaftrek: zelfstandigenaftrek, aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, meewerkaftrek, startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid en de stakingsaftrek
  • de mkb-winstvrijstelling
  • de terbeschikkingstellingsvrijstelling
  • de persoonsgebonden aftrek: uitgaven voor onderhoudsverplichtingen (alimentatie), uitgaven voor specifieke zorgkosten, weekenduitgaven voor gehandicapten, scholingsuitgaven, aftrekbare giften, het restant van persoonsgebonden aftrek van voorgaande jaren en de verliezen op beleggingen in durfkapitaal

Let op! Door deze wijzigingen kan de situatie ontstaan dat uw inkomsten tegen het hoogste tarief van de inkomstenbelasting worden belast, terwijl uw aftrekbare kosten tegen een lager tarief aftrekbaar zijn.

In onderstaande tabel is de afbouw van de aftrekposten schematisch weergegeven.

 

Jaar 2018 2019 2020 2021 2022 2023
Maximaal aftrektarief aftrekbare kosten eigen woning 49,5% 49,0% 46,0% 43,0% 40,0% 37,05%
Maximaal aftrektarief andere aftrekposten 51,95% 51,75% 46,0% 43,0% 40,0% 37,05%

Tip: Heeft u aftrekbare kosten, zoals noodzakelijke kosten voor het plaatsen van implantaten, in het vooruitzicht? Plan de behandeling dan uiterlijk in 2019. Daarna vermindert de aftrekbaarheid van deze kosten elk jaar met 3%. Raadpleeg uw adviseur om te beoordelen in hoeverre uw kosten aftrekbaar zijn. Dit hangt af van meerdere omstandigheden, bijvoorbeeld uw zorgverzekering.

8       Overige maatregelen

Schuld bij eigen bv boven € 500.000 belast

Vanaf 2020 gaan directeur-grootaandeelhouders met een schuld aan hun eigen bv over bedragen boven de € 500.000 belasting betalen. Op dit moment is nog onduidelijk hoe de belastingheffing exact zal plaatsvinden en voor welke soorten schuldverhouding met de eigen bv de maatregel geldt. Het gaat hoogstwaarschijnlijk om inkomstenbelasting in box 2. De maatregel geldt in ieder geval voor rekening-courantschulden van een directeur-grootaandeelhouder aan zijn bv.

Tip: Zorg ervoor dat de rekening-courantschuld aan uw eigen bv vóór 2020 minder dan € 500.000 bedraagt. U kunt aflossingen doen, maar wellicht ook dividend uitkeren ter verrekening van de rekening-courantschuld. Neem hiervoor contact met ons op.

Vrijwilligersvergoeding

In verband met het grote maatschappelijke belang van vrijwilligerswerk, gaat de onbelaste vergoeding per 1 januari 2019 met € 200 omhoog. De maximaal onbelaste vergoeding voor vrijwilligers stijgt daarmee tot € 170 per maand en € 1.700 per kalenderjaar.

De vrijwilliger ontvangt de vergoeding om zijn of haar kosten te dekken en hoeft hierover geen belastingen en premies te betalen.

Vermindering verhuurderheffing voor verduurzaming van huurwoningen

Verhuurders die meer dan 50 huurwoningen bezitten waarvan de maandelijkse huurprijs niet hoger is dan de huurtoeslaggrens (€ 710,68 in 2018), hebben te maken met verhuurderheffing. Wanneer zij de energieprestatie van de door hen verhuurde woningen verbeteren, komen zij met ingang van 1 januari 2019 in aanmerking voor vermindering van de verhuurderheffing.

Hierbij geldt als eis dat de woning met minimaal drie energie-indexklassen wordt verbeterd. Daarnaast geldt een minimaal investeringsbedrag voor de verhuurder. In onderstaand overzicht is de vermindering van de verhuurderheffing bij realisatie van energie-indexstappen weergegeven.

 

Categorie Aantal energie-indexstappen Heffingsvermindering per woning Minimale investering verhuurder
1 9 € 10.000 € 25.000
2 7 of 8 € 7.000 € 17.500
3 5 of 6 € 5.000 € 12.500
4 3 of 4 € 3.000 € 7.500
Belastingrente

Als een belastingaanslag door het toedoen van de belastingplichtige lang op zich laat wachten, wordt belastingrente in rekening gebracht.

Voor aanslagen inkomstenbelasting en erfbelasting zijn de volgende maatregelen genomen:

  • Als voor 1 mei na afloop van het belastingjaar wordt verzocht om een voorlopige aanslag inkomstenbelasting dan wel de aangifte inkomstenbelasting wordt ingediend, wordt geen belastingrente in rekening gebracht.
  • Als binnen acht maanden na het overlijden wordt verzocht om een voorlopige aanslag erfbelasting dan wel de aangifte erfbelasting wordt ingediend, wordt geen belastingrente in rekening gebracht.
Verlenging geldigheidsduur vrijstelling pleegzorgvergoeding

Voordelen die worden genoten in het kader van pleegzorg zijn voorlopig vrijgesteld in de winstsfeer. Deze vrijstelling zou op grond van een horizonbepaling per 1 januari 2019 vervallen. Dit is echter doorgeschoven naar 1 januari 2020, omdat een evaluatie inzake de financiële aspecten van pleegzorg nog niet is afgerond. De verwachting is dat de vrijstelling structureel ingevoerd gaat worden.

De vrijstelling voorkomt dat bij het bieden van pleegzorg aan meer dan drie kinderen, een onderzoek moet worden ingesteld of de pleegzorg een bron van inkomen biedt. Bij het opvangen van meer dan drie kinderen kan de pleegzorgvergoeding mogelijk hoger zijn dan de kosten die pleegouders voor hun pleegkinderen maken.

Disclaimer

Bij de samenstelling van de teksten is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan. Verschijningsdatum: 19 september 2018.